Witte klever in de weie

Witte klever in de weie
ha’k al lange niet ’ezeen.
Van de Olde-Stroatweg-keien
zag ik ze danok meteen:
eilandjes vol witte köpkes;
bieën zuukt de honingdrupkes.

Weilanden in alle tinten
greun zie w’ altied um ons hen,
woar j’ allenig grös zölt vinden:
heel wat soorten die ik ken;
sinds de bordjes op de Teuge
schiet de halmen in de heugte.

Bloemenzoad lag lui te wachten
in de schoot van ’t rulle zand,
kreeg spontaan ontkiemingskrachten
deur dat wèèkjen zunnebrand.
Spijsverandering veur ’t vee.
Wie veurbie geet geniet mee.

Tinus was een liefhebber van het dichten over de natuur. Hij schreef er graag over.
Mens, dier en natuur waren geliefde onderwerpen voor zijn gedichten in de Nedersaksische taal.



Vervolg de weg en steek bij de rotonde de Rijksstraatweg over. Ga dan de Woudweg in met het benzinestation aan je linkerhand.